Als ouders co-ouderschap over de kinderen uitvoeren, heeft het kind toch altijd de hoofdverblijfplaats op één adres. Op dat adres staat het kind ingeschreven bij het BPR (Basisregistratie Personen). Als die ouder met het kind wil verhuizen, heeft hij of zij daarvoor de toestemming van de andere ouder nodig, of de vervangende toestemming van de rechter.

In de zaak die speelde bij Rechtbank Midden-Nederland, was het juist de andere ouder (zonder hoofdverblijfplaats, maar mèt omgangsregeling) die wilde verhuizen.

De rechtbank oordeelde op 9 juni 2021 dat de vader voor zijn verhuizing geen toestemming van de andere ouder nodig heeft. Het verzoek van de moeder om de man een verbod tot verhuizen op te leggen werd afgewezen.

Uiteraard kan de beslissing van de vader wel verstrekkende gevolgen hebben voor de omgangsregeling. Die zal moeten worden aangepast. De beslissing van de vader om te verhuizen heeft niet alleen grote gevolgen voor het kind, maar ook voor de moeder bij wie het kind de hoofdverblijfplaats heeft. De moeder had waarschijnlijk haar leven ingericht op het co-ouderschap, maar zij moet nu opeens een veel groter deel van de zorg voor het kind op zich nemen.